Het wetsvoorstel beoogt wettelijke grondslagen te creëren voor de voorgenomen aanpassing van het woningwaarderingsstelsel en te voorzien in overgangsrecht met betrekking tot die aanpassing.
Het Burgerlijk Wetboek maakt ten aanzien van de huur van woonruimte onderscheid tussen zogenoemde geliberaliseerde woonruimte en niet-geliberaliseerde woonruimte. Bij geliberaliseerde woonruimte is de huurprijs vrij, partijen kunnen die huurprijs zelf vaststellen. Bij niet-geliberaliseerde woonruimte is er sprake van huurprijsregulering.
Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gegeven over de waardering van de kwaliteit van woonruimten. Die waardering – het zogenoemde puntenstelsel – is neergelegd in het woningwaarderingsstelsel (WWS) en is de grondslag voor de bepaling van de huurprijs.
De voorgenomen wijziging van het WWS houdt in dat de huidige waardering van verwarmingswijze en warmte-isolatie zal komen te vervallen. In plaats daarvan zal een waardering komen van de energieprestatie zoals die met het energieprestatiecertificaat wordt vastgesteld. De daaraan verbonden puntenwaardering zal worden uitgewerkt in het Besluit huurprijzen woonruimte. Tevens zal hierin worden bepaald, dat de energieprestatie bij het ontbreken van een energieprestatiecertificaat kan worden vastgesteld aan de hand van het bouwjaar.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel is op 8 maart 2011 aangenomen door de Tweede Kamer. SP, PvdD, PvdA, GroenLinks, D66, SGP, ChristenUnie en CDA stemden voor.
De Eerste Kamer (EK 32.302, B) heeft het voorstel op 5 april 2011 als hamerstuk afgedaan.
ingediend
29 januari 2010titel
Wijziging van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (wettelijke grondslag verschillende waardering energieprestaties huurwoningen)schriftelijke voorbereiding
ondertekening
- minister voor Wonen, Wijken en Integratie
inwerkingtreding
Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip
6