33.750 VI, H

Motie-Franken (CDA) c.s. over kwaliteitseisen als uitgangspunt bij te nemen beslissingen over de bekostiging van de rechterlijke macht



In deze motie wordt de regering verzocht kwaliteitseisen, die de onafhankelijke rechter zelf stelt, als uitgangspunt te nemen bij beslissingen over de bekostiging van de rechterlijke macht in Nederland.



Kerngegevens

nummer 33.750 VI, H
ingediend 11 maart 2014
behandelstatus aangenomen
toelichting behandelstatus Na stemming bij zitten en opstaan op 18 maart 2014 aangenomen.De fractie van de PVV stemde tegen.
indiener(s) H. Franken (CDA)
mede ondertekend door P.E.M.S. Lokin-Sassen (CDA)
R.F. Ruers (SP)
M.H.A. Strik (GroenLinks)
W.J. Witteveen
dossier(s) Begrotingsstaten Veiligheid en Justitie 2014 (33.750 VI)
behandelende commissie(s) commissie voor Veiligheid en Justitie (V&J)

Bijzonderheden

De commissie voor Veiligheid en Justitie (V&J) heeft op 17 juni 2014 de stand van zaken rond de tijdens het debat over de "staat van de rechtsstaat" ingediende moties en de door de bewindspersonen gedane toezeggingen T01900, T01902, T01903, T01904 en T01905 besproken. De commissie gaat bij de minister van Veiligheid en Justitie (V&J) informeren naar de stand van zaken rond de uitvoering van de moties Motie-Franken (CDA) c.s. (EK 33.750 VI, H), Motie-Franken (CDA) c.s. (EK 33.750 VI, I), Motie-Strik (GroenLinks) c.s. (EK 33.750 VI, M) en de Toezegging (T01905).

De commissie voor Veiligheid en Justitie heeft op 15 oktober 2014 een brief met enige aanvullende vragen aan de minister van V&J gestuurd naar aanleiding van het verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Veiligheid en Justitie van 26 augustus 2014 inzake de uitvoering van de Motie-Franken (CDA) c.s. (EK 33.750 VI, H) die tijdens het debat over de staat van de rechtsstaat op 11 maart 2014 is ingediend en vervolgens is aangenomen, alsmede van de toezeggingen die tijdens dat debat zijn gedaan (EK 33.750 VI, AC). De minister van Veiligheid en Justitie heeft bij brief van 3 december 2014 gereageeerd. Beide brieven zijn opgenomen in een verslag van een schriftelijk overleg (EK 34.000 VI, G) dat de commissie op 5 december 2014 heeft uitgebracht. De commissie heeft op 17 december 2014 de brief met aanvullende vragen aan de minister gezonden. De minister heeft bij brief van 12 januari 2015 gereageerd. Beide brieven zijn opgenomen in een verslag van een schriftelijk overleg dat de commissie op 13 januari 2015 heeft uitgebracht (EK 34.000 VI, K).

De brief is betrokken bij het beleidsdebat V&J op 13 januari 2015.