Dit voorstel wijzigt de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen in verband met de herziening van de mogelijkheid tot afkoop in de vorm van een bedrag ineens. Het voorstel wijzigt ook de Wet op de loonbelasting 1964. Tijdens de behandeling van de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen is ten aanzien van het bedrag ineens in de Eerste Kamer - mede naar aanleiding van de motie Oomen-Ruijten (CDA) c.s. over het keuzerecht voor een bedrag ineens (EK 35.555, H) – toegezegd de beoogde inwerkingtredingsdatum (1 januari 2022) met één jaar op te schuiven naar 1 januari 2023. Om pensioenuitvoerders de benodigde voorbereidingstijd te geven en deelnemers tijdig te kunnen informeren, wordt in dit voorstel daarom voorgesteld om het onderdeel bedrag ineens, inclusief de onderhavige herziening, op 1 juli 2023 in werking te laten treden.
De Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen voorziet in een mogelijkheid om het bedrag ineens op te nemen in februari volgend op het jaar waarin de deelnemer de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt (uitgesteld uitbetalingsmoment). De pensioenuitvoerders hebben echter aangegeven dat het uitgestelde uitbetalingsmoment voor hen een disproportionele complexiteit creëert ten aanzien van de administratie, communicatie en keuzebegeleiding. Ook op grond van de motie Oomen-Ruijten c.s. heeft de Eerste Kamer de regering tijdens de behandeling van het voorstel van de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen daarom verzocht om samen met de pensioenuitvoerders te bekijken welke aanpassingen noodzakelijk zijn om de complexiteit van het uitgestelde uitbetalingsmoment te verminderen, de uitvoeringskosten te reduceren en de begrijpelijkheid voor de deelnemer te verbeteren.
Dit wetsvoorstel voorziet dan ook in een oplossing voor de door de pensioenuitvoerders aangegeven uitvoeringstechnische bezwaren, waarbij de complexiteit voor de uitvoering en de uitvoeringskosten verminderen en tegelijkertijd de begrijpelijkheid voor de deelnemer verbetert. De voorstelde aanpassingen hebben betrekking op twee aspecten: (1) de doelgroep die in aanmerking kan komen voor de mogelijkheid om de betaling uit te stellen binnen de randvoorwaarden van de gelijkebehandelingswetgeving en de uitvoerbaarheid van de regeling, en (2) praktische aanpassingen in de uitkeringsstroom (de wijze waarop het pensioen over de tijd wordt verdeeld).
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
De Tweede Kamer heeft het voorstel (EK, C) op 8 oktober 2024 aangenomen.
Voor: GroenLinks-PvdA, Volt, D66, ChristenUnie, SGP, CDA, VVD, BBB, JA21, FVD en PVV.
Tegen: SP, PvdD, NSC en DENK.
De Eerste Kamercommissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) heeft op 19 november het verslag (EK, D) uitgebracht en wacht op de nota naar aanleiding van het verslag.
Uitstel inwerkingtredingsdatum
Bij brief van 10 september 2024 geeft de minister van SZW aan dat het wetsvoorstel niet eerder dan 1 juli 2025 in werking zal treden (EK, 36.154 / 36.555, B met bijlage).
ingediend
29 juni 2022titel
Wijziging van de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen in verband met de herziening van de mogelijkheid tot afkoop in de vorm van een bedrag ineens alsmede tot wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet herziening bedrag ineens)schriftelijke voorbereiding
inbreng geleverd door
ondertekening
inwerkingtreding
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld, waarbij kan worden bepaald dat artikel III terugwerkt tot en met 1 januari 2021.
5
-
-
-
10 september 2024
brief van de minister van SZW over uitstel van de inwerkingtredingsdatum van het keuzerecht bedrag ineens EK 36.154 / 35.555, B Bevat bijlage -
9 november 2023
brief van de minister voor APP over een aantal pensioenonderwerpen najaar 2023 EK 32.043 / 36.067, BI Bevat bijlage
Op 14 november 2023 voor kennisgeving aangenomen door de Commissie SZW. -
5 juli 2023
brief van de minister voor APP over het uitstellen van de inwerkingtredingsdatum van het keuzerecht bedrag ineens EK 36.154 / 35.555, A Bevat bijlage
Op 11 juli 2023 voor kennisgeving aangenomen door de Commissie SZW.