Debat samengevat: versterking participatie decentraal niveau



De Eerste Kamer debatteerde dinsdag 28 mei over een wetsvoorstel van demissionair minister De Jonge van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om de betrokkenheid van burgers op het niveau van provincies, waterschappen en gemeenten te versterken, de Wet versterking participatie decentraal niveau. De Kamer stemt dinsdag 4 juni over het voorstel en de ingediende moties.


Samenvatting

Dat de betrokkenheid van burgers beter kan, zeker in een tijd waarin het vertrouwen in de overheid daalt, daarover waren alle woordvoerders het eens. Het debat draaide vooral om de vraag of die betrokkenheid, of participatie, in een wet moet worden vastgelegd. Daarvan waren niet alle woordvoerders in even grote mate overtuigd. Voor sommige fracties is het nut en de noodzaak niet duidelijk. Andere fracties maken zich zorgen dat de burgers die niet deelnemen aan het participatieproces niet meer vertegenwoordigd worden, omdat vooral geluisterd wordt naar degenen die zich wel roeren.

Ook waren er vragen aan de minister over de uitvoering van het wetsvoorstel in de gemeenten in het Caribisch deel van het Koninkrijk. Bovendien constateren de Kamerleden dat er genoeg overheden zijn die zelf al veel organiseren aan participatie, terwijl andere daarin nog altijd achterlopen. Zij vinden dat er niet alleen een verplichte verordening moet komen, maar dat er ook een cultuurverandering moet nodig is. Tot slot waren er veel vragen over de toevoeging van het uitdaagrecht, of right to challenge , waarbij (groepen) burgers taken van bijvoorbeeld de gemeente overnemen als zij denken het slimmer, beter of goedkoper te kunnen doen.


Moties

Er zijn twee moties ingediend:

  • De motie-Roovers c.s. constateert dat 'maatschappelijke partijen' in de wet niet geografisch noch anderszins gedefinieerd zijn het begrip maatschappelijke partijen zo te interpreteren dat het gaat om lokaal verankerde maatschappelijke partijen die niet primair gericht zijn op winstuitkering, en verzoekt de minister in overleg te treden met de decentrale overheden om de modelverordening daarmee in lijn te brengen. Minister De Jonge gaf de motie het advies 'Oordeel Kamer'.
  • De motie-Hartog c.s. constateert dat het wetsvoorstel nieuwe verplichtingen tot reflectie op burgerparticipatie oplegt die voor de decentrale overheden een systeemverandering betreffen; overweegt dat Bonaire, Sint Eustatius en Saba niet onwelwillend tegenover de inhoud van de wet staan, maar ook zekere zorgen hebben geuit; en verzoekt de regering om met de drie gemeenten in gesprek te gaan over de gefaseerde inwerkingtreding van de wet en om voldoende ondersteuning vanuit het ministerie te verlenen. Ook deze motie kreeg het advies 'Oordeel Kamer'.

Over het wetsvoorstel

Het wetsvoorstel breidt de reikwijdte uit van de inspraakverordening in de Gemeentewet, de Provinciewet, de Waterschapswet en de Wet openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint Eustatius. Met deze uitbreiding kunnen inwoners ook betrokken worden bij de uitvoering en evaluatie van beleid en niet, zoals tot nu toe alleen bij de voorbereiding daarvan. Hiermee wil de regering de burgerparticipatie versterken. Er komt ook een uitdaagrecht. Het uitdaagrecht maakt het voor inwoners en maatschappelijk partijen mogelijk om gemeente te verzoeken om de uitvoering van een taak van de gemeente over te nemen. Al dan niet met het bijbehorende budget.


Impressie van het debat

BBB: Liever van onderop

Senator Van Langen-Visbeek zei dat BBB voorstander is van participatie, maar niet vastgelegd in een wet. Ze vroeg de minister voor welk probleem de wet een oplossing biedt. Gebeurt dit niet gewoon al op veel plaatsen? Bereiken we met deze wet wel de mensen die we willen bereiken en niet de mensen die de weg richting het lokaal bestuur al lang weten te vinden? Is er überhaupt behoefte aan versterking van de participatie en het uitdaagrecht? Is dit wel het juiste moment om het uitdaagrecht bij alle decentrale overheden te introduceren? Bent u niet bang dat inwoners gaan verdwalen in een participatieoerwoud? Van Langen zei dat als we van participatie en het uitdaagrecht een succes willen maken, we er niet zijn met een verordening. Een dergelijke cultuurverandering kost tijd en energie. De BBB ziet dit soort oplossingen liever van onderop komen en niet van bovenaf opgelegd, zodat ieder het op zijn eigen manier en tempo kan doen.

D66: Betrokkenheid maakt beleid inzichtelijker

Senator Dittrich zei dat D66 wil dat mensen meer betrokken kunnen raken bij de politiek en mee kunnen doen. Betrokkenheid maakt beleid inzichtelijker. Het versterken en verbreden van de democratie vereist ook helderheid: wie doet wat en waar precies? De representatieve democratie staat voorop, mensen moeten er ook voor kunnen kiezen om niet te participeren. We laten iedereen vrij, maar niemand vallen. Elke gemeente moet de ruimte krijgen om de lokale democratie vorm te geven. Via de verplichte participatieverordening kan iedere gemeente daarvoor de kaders stellen. Door het amendement van de Tweede Kamer wordt het uitdaagrecht aan het lokale bestuur bijna opgedrongen. De gemeenten in het Caribisch deel van het Koninkrijk hebben aangegeven dat zij zich zorgen maken over de invoering van deze wet. Dittrich vroeg de minister tot slot waar hij op gaat letten bij de evaluatie twee jaar na inwerkingtreding.

VVD: Licht ongemak

Het betrekken van inwoners, met name diegenen die een grote afstand tot de overheid en de politiek ervaren, is volgens senator Van den Berg van groot belang. Lokale vertegenwoordigers zien dat dit wetsvoorstel een grote tijdsinvestering kan inhouden, zei hij. De VVD ziet twee problemen. Het eerste probleem is dat steeds dezelfde mensen deelnemen, en het tweede probleem dat er geen formele, maar wel een feitelijke beperking van de afwegingsruimte van volksvertegenwoordigers ontstaat. Het risico is dat een kleine groep inwoners het beleid bepaalt. De VVD heeft een licht ongemak bij de wet: enerzijds is de fractie welwillend over elke poging om burger meer te betrekken, maar anderzijds leidt het voorstel tot slechts een kleine verandering en is tegelijkertijd geen antwoord op belangrijkste problemen bij burgerparticipatie. Welke mogelijkheden ziet de minister om spanningen tussen de geconstateerde tekortkomingen te verminderen, vroeg Van den Berg.

GroenLinks-PvdA: Duizenddingendoekje van democratie

Volgens senator Roovers is het belangrijk dat politiek zich dicht bij burgers afspeelt. Het wettelijk verankeren en inkaderen van de bestaande participatiepraktijk is in principe een goed idee. Ze constateert dat er nog te veel onduidelijkheden zijn. Roovers plaatst kanttekeningen bij participatie als een soort duizenddingendoekje van de democratie. Ze vroeg de minister wat wel en wat niet onder het uitdaagrecht valt. Deelt de minister onze zorg dat het uitdaagrecht onduidelijkheid kan creëren en wat denkt hij daaraan te doen? Het is niet de bedoeling dat het gebruikt wordt door commerciële partijen. Ziet de minister nog kans om dat expliciet te regelen? Ze vroeg de minister verder of het klopt dat ook het klachtrecht van de ombudsman blijft bestaan, naast het uitdaagrecht. Roovers zei tot slot dat de modelverordening behulpzaam is, maar nog wel heel vrij. Het zou beter zijn als de verordening wat opties geeft.

CDA: Voorkom uitholling lokale democratie

Ook senator Doornhof vroeg of de minister nog eens de noodzaak van dit voorstel kon toelichten. Waarom laten we dit onderwerp niet gewoon aan gemeenten zelf over? Los van de wens om de kansen te benutten van het uitdaagrecht, moet je ook focus blijven hebben op het gemeenterechtelijke probleem dat de representatieve democratie te veel wordt uitgehold, althans dat het risico daarop bestaat, zei Doornhof. Het gaat heel veel om het faciliteren van het uitdaagrecht en veel minder om het voorkomen van de uitholling van de lokale democratie. Juist daarom vroeg hij hoe de minister voor zich ziet hoe dat doel met flankerend beleid wordt gediend.

SP: Nut en noodzaak niet aangetoond

Senator Janssen zei dat niemand tegen participatie kan zijn, maar dat nut en noodzaak van deze wet niet zijn aangetoond. Volgens hem wordt de afstand tussen overheid en burger met dit wetvoorstel niet kleiner, integendeel. Waar de burger mee wordt geholpen, is als naar ze wordt geluisterd, niet door aan te horen. Het gaat om gedrag en het gaat om houding. Dat verandert niet met participatieverordening. Janssen zei dat het rijk bij zichzelf zou moeten beginnen als lichtend voorbeeld. He wetsvoorstel past wel in een bredere ontwikkeling. In de praktijk gebeurt bij sommige overheden al veel, maar veel ook niet. Dat gaat niet veranderen met een verordening als ze er niet van doordrongen zijn dat het nodig is, aldus Janssen. Het is die houding en dat gedrag die zorgen voor de verstoorde verhouding met de burgers. Dat moeten we doorbreken, besloot hij.

ChristenUnie: Knelpunten niet weggenomen

Senator Talsma zei dat zijn fractie in beginsel de lijn van meer participatie steunt. Maar, voegde hij eraan toe, ook na eventuele aanvaarding van dit wetsvoorstel is er nog heel wat werk aan de winkel. Al jaren is het ingewikkeld om mensen actief te maken. Ook hij ziet de zogenaamde participatie-paradox, waarbij steeds dezelfde groepen zeer betrokken zijn. De ChristenUnie is voor participatie, maar wil de paradox vermijden. Volgens Talsma worden de huidige knelpunten niet weggenomen door het invoeren van een wettelijke verordening. Aan de ene kant is het goed dat er in alle gemeenten, provincies en waterschappen dezelfde standaard is, maar aan de andere kant is er ook nog een lange weg te gaan. Iets regelen in een wet betekent niet dat er meteen resultaat is, zei Talsma.

Volt: Wetvoorstel te beperkt

Senator Hartog noemde het wetsvoorstel te beperkt. Er is volgens hem meer ruimte en er zijn meer kansen om burgers meer inspraak te geven. Momenteel is de aanpak te gefragmenteerd. De verschillende initiatieven zouden in samenhang moeten worden behandeld. Hij vroeg of de minister voorstander is van zo'n coherent beleid. Ook wilde hij weten waarom alle gemeenten verplicht worden te doen wat ze nu ook al kunnen doen. Wat voegt dit wetsvoorstel toe aan het al bestaande instrumentarium? Hoe kan het van een verplichte verordening komen tot daadwerkelijke participatie? Hoe kan de benodigde cultuurverandering worden bereikt? Ook Hartog wilde weten op welke manier Bonaire en de andere gemeenten in Caribisch Nederland betrokken zijn geweest bij de totstandkoming van de wet.

PVV: Surrogaatoplossing

Volgens senator Van Hattem worden participatie en uitdaagrecht gepresenteerd als tovermiddel, maar gaat de minister voorbij aan oorzaken van onvrede waarvoor dit een oplossing zou moeten zijn. Colleges van burgemeester en wethouders en gemeenteraden zijn vooral met zichzelf mee bezig en kiezen niet voor lokale referenda, aldus Van Hattem. Het wetsvoorstel is een surrogaatoplossing om mensen geen echte participatie te bieden, zoals via referenda. Een uitgebreid participatieproces is nog geen zorgvuldig participatieproces, zei hij. Het in het wetsvoorstel genoemde vooraf bepalen en uitsluiten van onderwerpen brengt daarin geen verbetering. Hij hekelde het bevorderen van inclusie en vertegenwoordiging via prikkels als vergoedingen en cadeaubonnen. Als een onderwerp belangrijk genoeg is, zijn burgers sowieso gemotiveerd, mits de overheid ook daadwerkelijk naar hen luistert, besloot Van Hattem.

OPNL: Is de wet niet overbodig?

Senator Van der Goot sprak ook namens de PvdD. Hij zei dat participatie gepaard gaat met veel hoopvolle aannames. De vraag is of al deze aannames in de praktijk werkelijkheid worden. Kunnen burgers niet nog meer teleurgesteld worden? Hij sloot zich aan bij de vragen van Dittrich en Hartog over de zorgen om de Caribische gemeenten. Participatie en representatieve democratie kunnen hand in hand gaan, maar ze kunnen elkaar ook stevig in de weg zitten. De praktijk is nogal weerbarstig, stelde de Raad van State. Deelt de minister deze analyse? Kan de minister ons overtuigen dat dit wetsvoorstel echt nodig is, en niet overbodig? In welk opzicht verschilt het Nederlandse uitdaagrecht van het Engelse uitdaagrecht, right to challenge ?

FVD: Goede zaak

Senator Dessing ziet geen spanning tussen participatieve democratie en representatieve democratie. Deze wet regelt dat er een steentje wordt toegevoegd. Ondanks de gaten vindt FVD dat een goede zaak. Het is volgens Dessing goed dat inwoners niet alleen bij de voorbereiding van beleid worden betrokken, maar ook bij de uitvoering en evaluatie ervan. Deze wet is aanvullend op eerdere participatiewetten en ook aanvullend op motie-Nooren. Hij vroeg hoeveel gemeenten inmiddels een participatieverordening hebben. De vraag is of deze wet de betrokkenheid van burgers gaat vergroten, maar FVD ziet daar wel een kans voor. Waar kunnen inwoners terecht met zorgen over handelen van decentrale overheden en heeft deze wet daar een rol in, vroeg Dessing. Ook hij ziet dat cultuurverandering nodig is. Dessing maakte zich zorgen om de gemeenten die denken 'laat maar'.

Beantwoording minister De Jonge

Minister De Jonge zei dat de toegevoegde waarde van deze wet een update van de verplichting is die al gold: van inspraakverordening naar participatieverordening. Het is een verbreding naar het hele beleidstraject, van voorbereiding van beleid naar uitvoering en evaluatie. Hoe kunnen we naar een vorm van participatie waarbij iedereen zich betrokken voelt en niet alleen die groep die dat altijd al deelt. Het wetsvoorstel benadrukt volgens de minister het belang van de right to challenge , het uitdaagrecht. Het decentrale niveau wordt nadrukkelijk gevraagd om na te denken over de inrichting van het participatieproces. Dit kan uiteindelijk leiden tot verbetering en verheldering, een opfrisbeurt van het participatiebeleid op lokaal niveau. De wet brengt de bestaande praktijk weer bij de tijd, aldus De Jonge.

Het amendement van de Tweede Kamer (over het uitdaagrecht) is door het kabinet niet toegejuicht, zei De Jonge eerlijk. Hij ziet wel hele mooie voorbeelden in gemeenten waar het uitdaagrecht al is toegepast. Het betreft brede initiatieven waarbij mensen zeggen 'wij kunnen het beter', en daarmee blijken ze ook meer betrokken. Volgens De Jonge is het Engelse right to challenge veel formeler dan het Nederlandse. Daarom waren daar veel vaker markpartijen betrokken. De Jonge is niet bang dat dit ook in Nederland zal gebeuren.



Deel dit item: