Dit wetsvoorstel voert een financieringsstelsel in dat studenten de gelegenheid geeft om hun opleiding flexibel in te richten. Daartoe is gekozen voor de invoering van leerrechten. Leerrechten zijn persoonsgebonden rechten op door de overheid gefinancierd onderwijs aan een door het Rijk bekostigde universiteit of hogeschool.
Met de invoering van het stelsel van leerrechten worden instellingen meer dan voorheen uitgedaagd om tot kwalitatief hoogwaardig en doelmatig hoger onderwijs te komen. De leerrechten zijn gebaseerd op jaren maar kunnen per maand worden ingezet. Ze zijn in beginsel voldoende voor het succesvol kunnen afronden van één bachelor- en één masteropleiding.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel is op 20 juni 2006 aangenomen door de Tweede Kamer. PvdA, D66, VVD, Groep Wilders, CDA en LPF stemden voor. De minister-president heeft bij brief van 28 februari 2007 (EK 30.800 III, B) meegedeeld dat de ministerraad heeft besloten dit wetsvoorstel aan te houden. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft bij brief van 23 januari 2009 dit voorstel ingetrokken in verband met de indiening van het wetsvoorstel "Versterking besturing" (31.821) (EK 30.387, E met bijlage).
De commissie heeft op 10 november 2006 de memorie van antwoord ontvangen. De inbreng voor het nader voorlopig verslag door de commissie op 12 december 2006 vond geen doorgang omdat de Eerste Kamer het voorstel op 5 december 2006 na stemming bij zitten en opstaan in verband met de demissionaire status van Kabinet Balkenende III na de vervroegde Tweede Kamerverkiezingen op 22 november 2006 controversieel heeft verklaard. De fractie van de VVD stemde tegen. Op 8 december 2006 heeft de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een brief (EK 30.387 / 30.832, D) gestuurd met een reactie op de controversieel verklaring door de Eerste Kamer. Door het aantreden van het Kabinet Balkenende IV op 22 februari 2007 is de politieke controversialiteit vervallen.
Op 17 januari 2007 heeft de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het wetsvoorstel Wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met uitbreiding van de mogelijkheid met studiefinanciering in het buitenland te studeren en invoering van het collegegeldkrediet ingediend (30.933).
ingediend
25 november 2005titel
Wijziging van onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet studiefinanciering 2000 in verband met onder meer invoering van leerrechten in het hoger onderwijs, herziening van de collegegeldsystematiek, invoering van het collegegeldkrediet en invoering van een nieuw aflossingssysteem (financiering in het hoger onderwijs)schriftelijke voorbereiding
inbreng geleverd door
ondertekening
- minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
inwerkingtreding
-
1.Met ingang van 1 september 2007 met uitzondering van artikel I, onderdelen B, C, D, Ea tot en met M, EE, FF, KK, KKa en LL, wat betreft de artikelen 18.61, 18.61a en 18.61b, en de artikelen IIa, onderdeel A, en III, IV, V en VI.
-
2.Artikel I, onderdeel LL, wat betreft artikel 18.61, treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 30 december 2005.
-
3.Artikel I, onderdeel LL, wat betreft artikel 18.61a, treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 januari 2006.
-
4.Artikel I, onderdeel LL, wat betreft artikel 18.61b, treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip en kan terugwerken tot en met een in dat besluit te bepalen tijdstip.
-
5.Artikel I, onderdelen B, D, Ea tot en met M, EE, FF, KK en KKa, treedt in werking met ingang van 1 januari 2007. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2006, treden de in de eerste volzin genoemde onderdelen van artikel I in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, en werken die onderdelen terug tot en met 1 januari 2007.
-
6.Artikel I, onderdeel C, treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. De voordracht voor dit koninklijk besluit wordt niet gedaan dan na overleg met de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
-
7.De artikelen IIa, onderdeel A, en V treden in werking met ingang van 1 januari 2008.
-
8.Artikel III treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. De voordracht voor dit koninklijk besluit wordt niet eerder gedaan dan nadat uit het evaluatieverslag, bedoeld in artikel VIIa, blijkt dat aan het gemaximeerd collegegeld, bedoeld in artikel 7.44 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, geen behoefte meer bestaat en de Tweede Kamer der Staten-Generaal te kennen heeft gegeven daarmee in te stemmen. De artikelen IV en VI treden in werking met ingang van het studiejaar, bedoeld in artikel 1.1 van de Wet studiefinanciering 2000, 2007–2008.
Naast de bestaande studiefinanciering komt een aparte mogelijkheid tot het sluiten van een lening ten behoeve van het collegegeld, het zogenaamde collegegeldkrediet. De studiefinanciering kan zo voor een groter deel aan het levensonderhoud worden besteed.
Ook wordt de terugbetaling van leningen op basis van de Wet studiefinanciering 2000 versoepeld door deze afhankelijk te maken van het latere inkomen en de terugbetaling over een langere periode te laten plaatsvinden.
3
-
20 juni 2006
stemming (aangenomen, voor: PvdA, D66, VVD, Groep Wilders, CDA en LPF) Handelingen TK 2005/2006, nr. 92, blz: 5621-5622 -
13 juni 2006
stemmingen in verband met het wetsvoorstel Handelingen TK 2005/2006, nr. 89, blz: 5424-5428 -
6 juni 2006
behandeling Handelingen TK 2005/2006, nr. 86, blz: 5259-5294