De Eerste Kamer debatteerde dinsdag 28 juni met minister Bruins Slot van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over zes grondwetswijzigingen. Die werden in een zogenoemde tweede lezing behandeld. Dat betekent dat voor elk afzonderlijk voorstel bij de stemming een twee derde meerderheid nodig is. De Eerste Kamer stemt dinsdag 5 juli over de zes voorgestelde grondwetswijzigingen. Eerder stemde de Eerste Kamer al in eerste lezing - via een gewone meerderheid – voor de grondwetswijzigingen.
Recht op een eerlijk proces
Een groot aantal van de aan het debat deelnemende senatoren had opmerkingen over het voorstel om het recht op een eerlijk proces op te nemen in de Grondwet; de meeste sprekers toonden zich positief over dit voorstel.
Volgens senator Ganzevoort (GroenLinks) is dit in Nederland helaas hard nodig omdat de overheid niet altijd betrouwbaar blijkt en de toegang tot het recht niet altijd gegarandeerd is. Hij vroeg de minister hoe die de verplichting tot actieve verbetering tot het recht ziet.
Senator Dittrich (D66), die ook namens de PvdD het woord voerde, gaf aan dat het belangrijk is dat dit artikel in de grondwet komt, omdat het uitgebreider is dan betreffende artikel in het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens, bijvoorbeeld op het terrein van het vreemdelingenrecht. Hij waarschuwde wel dat het geen wassen neus mag worden. Dittrich vroeg de minister in een concrete zaak waar de Staat in de fout is gegaan en schadevergoeding toekent, af te zien van de clausule dat er over de inhoud van de regeling niet naar buiten mag worden gecommuniceerd; dan kunnen we er wat van leren, aldus Dittrich. De D66-senator wees ook op het belang dat de verdediging in een strafzaak over dezelfde informatie beschikt als de aanklager; in bijvoorbeeld de Verenigde Staten is dat wettelijk verankerd. Wat is de waarde van een justitieel dossier als ontlastende verklaringen van getuigen niet in het dossier worden opgenomen. Advocaten beklagen zich hier regelmatig over. Wat kan hiertegen worden gedaan? Is de minister bereid helder te communiceren dat dit ingaat tegen de waarheidsvinding en een eerlijk proces. Het recht op een eerlijk proces strekt zich ook uit tot Nederlanders in buitenlandse detentie. Nederland heeft daarbij een zorgplicht. Worden alle Nederlandse gedetineerden in buitenlandse detentie bezocht, zoals afgesproken, zo vroeg hij de minister. Als de Staat zich fair en eerlijk opstelt, dan pas komt het recht tot leven, aldus Dittrich.
Senator Baay-Timmerman (50PLUS) vroeg zich af wat de meerwaarde is van deze grondwetsbepalingen opzichte van artikel 6 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens en artikel 47 van het Europees Handvest van de Raad van Europa. Wees zuinig met wetgeving, was haar devies met betrekking tot deze grondwetswijziging. Ze vroeg de minister welke praktische gevolgen deze wijziging heeft. Kunnen mensen zich straks op basis hiervan verweren tegen te hoge griffierechten?
Senator Doornhof (CDA) memoreerde dat deze grondwetswijziging voortkomt uit aanbevelingen van de Staatscommissie-Thomassen, in 2012 vastgelegd. Hij toonde zich tevreden dat er ook redelijke termijn aan is toegevoegd, maar dat wel lastig is dat de minister erkent dat de krapte op de arbeidsmarkt een worsteling oplevert voor het versterken van het recht en het borgen van een eerlijke termijn.
Wie zou hiertegen kunnen zijn, zo vroeg senator Kox (SP) retorisch. Hij vroeg wel naar blokkades voor de uitwerking en hoe kan de regering die kan opheffen, zoals bijvoorbeeld het griffierecht. Kox noemde dit wetsvoorstel een bevestiging van een fundamenteel grondrecht dat ook gegarandeerd wordt door het Europees mensenrechtenverdrag van de Raad van Europa.
Senator Van den Berg (VVD), die zijn maidenspeech (eerste speech in de plenaire vergadering) hield noemde het wetsvoorstel van fundamenteel belang in onze rechtsstaat en sprak daarom van “een welkome bepaling”’ maar het zal materieel geen verschil maken. Het recht op een eerlijk proces is al staande praktijk en kan afgedwongen worden op grond van internationale verdragen. Het verbreedt dit recht wel, het komt nu in alle rechtsgebieden expliciet vast te liggen, aldus Van den Berg.
Volgens senator Koole (PvdA) behoort het recht op een eerlijk proces een vanzelfsprekend onderdeel te zijn van de democratische rechtsstaat. Hij noemde het een belangrijk voorstel, omdat hiermee de onafhankelijkheid en onpartijdigheid voor het eerst in de Grondwet wordt opgenomen.
Senator Talsma (CU) betuigde steun aan het voorstel. Hij noemde het een belangrijke aanvulling op bestaande grondrechten. Hij vroeg de minister te verzekeren dat de sobere formulering van het grondwetsartikel op geen enkele wijze een juridische versobering oplevert. Senator Talsma wees er ook op dat de rechterlijke macht de aanspraak wel moet kunnen waarmaken: zijn er voldoende advocaten en tolken om de kwaliteit van een effectieve en hoogwaardige rechtsbijstand te borgen, aldus Talsma.
Senator Otten (Fractie Otten) sprak zijn steun uit voor dit wetsvoorstel omdat het Europees Verdrag Rechten van de Mens alleen dit recht niet voldoen waarborgt. Hij ziet dit wetsvoorstel ook als een opstapje om de rechtsprekende macht weg te halen bij de Raad van State.
Minister Bruins Slot snapte de kritische vragen van de Kamer en gaf aan dat het uiteindelijk aankomt op toepassing in de rechtspraktijk. Mede namens de minister van Justitie en de minister van Rechtsbescherming gaf zij aan dat dit voorstel een bredere werking biedt van het recht op een eerlijk proces, bijvoorbeeld ten aanzien van het vreemdelingenrecht. Er is volgens de minister ruimte om heel goed te kijken of de toegang tot het recht in de praktijk verbeterd kan worden. Het eerlijk proces moet in de volle breedte worden gewaarborgd, aldus de minister, die aangaf dat er bewust voor is gekozen om niet alle aspecten van een eerlijk proces in de Grondwet op te nemen, onze grondwet is immers een sobere. Het nu voorliggende wetsvoorstel omvat volgens Bruins Slot wel alle aspecten uit artikel 47 van het Europees Handvest. Het kabinet werkt verder aan een voorstel om in januari 2024 de griffierechten te verlagen.
Kiescollege Eerste Kamer voor niet-ingezetenen
De grondwetswijziging om Nederlanders die in het buitenland wonen (niet-ingezetenen) door middel van een in te stellen Kiescollege ook invloed te geven op de verkiezing van de Eerste Kamer leidde tot de nodige discussie, met name over de praktische uitwerking hoe deze stemmen moeten worden gewogen. Niet-ingezetenen kunnen nu vanuit het buitenland wel stemmen voor de Tweede Kamer en het Europees Parlement maar niet voor Provinciale Staten (en dus indirect voor de Eerste Kamer) en de gemeenteraad.
Senator Dittrich (D66) steunde het voorstel dat volgens hem terecht repareert dat niet-ingezetenen vanuit buitenland nu geen stem kunnen geven voor de Eerste Kamer, terwijl zij dat wel kunnen voor de Tweede Kamer. Hij vroeg de minister wel naar de waarde van die stem en of het haalbaar is dat dit al voor de Eerste Kamerverkiezingen van 2023 kan gelden. Is dat qua tijd haalbaar, zo wilde hij weten. Senator Baay-Timmerman (50PLUS) gaf aan dat haar fractie het voorstel steunt, maar vroeg de minister wel om goede informatieverstrekking.
Senator Doornhof (CDA) vroeg zich af hoe deze grondwetswijziging zich verhoudt tot het gehele democratisch stelsel in Nederland. Hij noemde het wel onevenwichtig dat Nederlanders in het buitenland geen invloed hebben op de samenstelling van de Eerste Kamer. Ook hij wilde meer zicht op de stemwaarde van het te vormen Kiescollege. Doornhof riep de minister op recht te doen aan de stem van Nederlanders in het buitenland maar het bestaande systeem te respecteren.
Kritiek kwam er onder meer van senator Van Hattem (PVV) die wees op achterstelling van ingezetenen en ongeoorloofd onderscheid dat dit wetsvoorstel maakt.
Senator Kox (SP) gaf aan dat zijn fractie alle voorliggende grondwetswijzigingen steunt, met uitzondering van dit wetsvoorstel. Zijn fractie was ook in eerste lezing. We kiezen de Eerste Kamer nu eenmaal anders dan de Tweede Kamer, dit voorstel past niet bij het stelsel dat wij hebben, aldus Kox.
Senator Schalk (SGP) toonde zich ook kritisch. Zo’n herziening moet weloverwogen gebeuren en er moet duidelijkheid zijn over de gevolgen; hij heeft daar twijfels bij. In feite creëren we een soort extra provincie, met een extra gewicht, dat is vreemd en onevenwichtig, aldus Schalk. Hij vreesde ook voor een te grote invloed van Nederlanders in het buitenland en dat alleen grote partijen, met veel bestuurskracht, er baat bij zouden hebben De tegenwerping van senator Ganzevoort dat burgers in het buitenland nu minder inspraak hebben op wetten die hen aangaan en van senator Otten dat de democratische legitimatie beter zou zijn met een gelijke route voor het kiezen van beide Kamers, konden hem niet overtuigen. Alleen als de Eerste en Tweede Kamer op dezelfde wijze zouden worden verkozen, zou dit hem op andere gedachten kunnen brengen. Hij vroeg zich wel af waarom de Uitvoeringswet al is ingediend bij de Tweede Kamer terwijl dit wetsvoorstel nog niet is afgehandeld.
Steun voor het wetsvoorstel was er vervolgens van senator Van den Berg (VVD), die sprak van het weghalen van een onevenwichtigheid en van senator Koole (PvdA), die ook nog wel vroeg naar het bepalen van de stemwaarde: een keuze op basis van het aantal uitgebrachte stemmen kan zijn fractie wel billijken. Hij was benieuwd naar de uitwerking.
Senator Talsma (ChristenUnie) toonde zich in beginsel positief over het wetsvoorstel, maar had zorgen over de uitwerking. Zo had de Uitwerkingswet klaar moeten liggen bij deze tweede lezing van de grondwetswijziging. We zijn niet zonder zorgen met betrekking tot de evenredigheid van de stemwaarde en vragen daarom om nauwe betrokkenheid van de Kiesraad, aldus Talsma.
Senator Otten (Fractie-Otten) noemde het goed dat met deze grondwetsherziening de verkiezing van de Eerste Kamer wordt gemoderniseerd. Zijn fractie zal het voorstel steunen. Er wonen één miljoen Nederlanders in het buitenland, dat is goed voor zeven Eerste Kamerzetels, aldus Otten, die ook aangaf dat veel zaken deze niet-ingezetenen raken, zoals bijvoorbeeld de pensioenen. Overigens is het aantal geregistreerde kiezers in het buitenland aanzienlijk kleiner, circa 90.000. Otten noemde het zorgelijk dat bij de laatste Tweede Kamerverkiezingen maar 63.000 stemmen van niet-ingezetenen geldig werden verklaard.
Senator Van der Linden (Fractie-Nanninga) noemde het wetsvoorstel knutselwerk: er komen nu twee systemen naast elkaar te staan. Het wetsvoorstel is volgens hem een kunstgreep omdat voor niet-ingezetenen een uitzondering wordt gemaakt op de wijze waarop de Eerste Kamer wordt gekozen; niet-ingezetenen kunnen immers niet stemmen voor de Provinciale Staten. Het veronderstelde voordeel weegt hier niet tegenop, aldus Van der Linden. Hij noemde het voorstel ook strijdig met gelijk stemrecht voor iedereen. Dit creëert onevenwichtigheid. Daarnaast vroeg Van der Linden de minister hoe de stemwaarde van het Kiescollege wordt bepaald. Zijn fractie is zich nog aan het beraden op het uiteindelijke oordeel over dit wetsvoorstel.
Minister Bruins Slot gaf aan dat de Eerste Kamer als onderdeel van de wetgevende macht ook beslissingen neemt die voor Nederlanders in het buitenland gevolgen hebben en dat het daarom evenwichtiger is hen ook invloed te geven bij de verkiezingen voor de Eerste Kamer. Zij zegde de Kamer een evenwichtige waardering toe van de invloed van het Kiescollege ten opzichte van de weging van de stemmen in de provincies. De minister verwacht overigens dat het kiesrecht voor niet-ingezetenen voor de Eerste Kamer - in verband met de noodzakelijke voorbereidingen - nog niet bij de eerstvolgende Eerste Kamerverkiezingen in mei 2023 zal gelden.
Algemene bepaling democratische rechtsstaat
Senator Ganzevoort (GroenLinks) noemde het opnemen van een algemene bepaling in de Grondwet dat de Grondwet de grondrechten en de democratische rechtsstaat waarborgt, zoals in 2012 bepleit in de motie-Engels in de Eerste Kamer, een explicitering van een vanzelfsprekendheid. Het verzet in de Eerste Kamer tegen het opnemen van deze bepaling had hem verbaasd. Toetsen op rechtsstatelijke gronden is bij uitstek een taak van deze Kamer, aldus Ganzevoort.
Volgens senator Van Hattem (PVV) heeft het wetsvoorstel geen enkele toegevoegde waarde, mede gelet op pijnpunten en nieuwe ontwikkelingen. Hoe verhoudt deze algemene bepaling zich tot de anti-rechtsstatelijke houding van dit kabinet, zo vroeg Van Hattem zich af. Niet alles is volgens hem vanzelfsprekend in vertrouwde handen bij de overheid. Hij wees ook op het inperken van grondrechten tijdens de coronacrisis, zoals het instellen van een avondklok, en het toepassen van staatsnoodrecht zonder goede onderbouwing, zoals het 2G-beleid waar het kabinet lang aan heeft vastgehouden. Ook het digitaal quorum dat de Eerste Kamer enige tijd heeft gehanteerd, noemde hij in strijd met de Grondwet. De rechtsstatelijkheid is ook te grabbel gegooid in de toeslagenaffaire. Ook vroeg Van Hattem zich af hoe houdbaar deze bepaling is als een deel van je rechtsmacht uit handen is gegeven, bijvoorbeeld bij het Europees Openbaar Ministerie, de veiligheidsregio’s met ongecontroleerde bestuurders die steeds meer taken naar zich toetrekken. Hij sprak van een democratisch tekort. De voorgestelde grondwetswijziging is volgens hem vooral een papieren werkelijkheid; hij sprak van “een onzin-preambule”.
Senator Dittrich steunt de algemene bepaling omdat het van belang is dat dit het kader is van waaruit de Grondwet moet worden gelezen. Bij veel internationale verdragen is dit ook het geval. Hij vroeg de minister hoe de grondwet beter onder de aandacht kan worden gebracht in het onderwijs. Hij vroeg de minister ook wanneer zij komt met de hoofdlijnennotitie met varianten op constitutionele toetsing nadat een wetsvoorstel in de Eerste Kamer is aangenomen
Senator Baay-Timmerman (50PLUS) vroeg zich af wat de ruim geformuleerde toevoeging nu echt inhoudt en hoe die zich verhoudt tot bijvoorbeeld de sociale grondrechten, als huisvesting. De overheid schiet nu schromelijk tekort in haar zorgplicht, dit recht bestaat alleen op papier. Heeft de burger hiermee een afdwingbaar grondrecht op woonruimte? Of gaat er slecht een normatieve werking van uit, wilde Baay weten.
Senator Doornhof (CDA) noemde de onderbouwing van dit grondwetsartikel “wat matig” en haalde zijn voorgangster senator Van Bijsterveld aan die het voorstel “te veel een lege huls” had genoemd in de eerste lezing van het wetsvoorstel. Pas op met bepalingen die een overbodig bestaan hebben, aldus Doornhof. Zij zag liever concrete acties of extra gewone wetgeving. Zijn fractie ziet de meerwaarde van een algemene preambule niet. Dit gaat tot teleurstelling leiden, aldus Doornhof.
Ook senator Schalk (SGP) toonde zich kritisch. Hij noemde het voorstel “een open deur waarvan de toegevoegde waarde gering is”. Wat is de democratische rechtsstaat? Bedoelen we daarmee allemaal hetzelfde mee? zo vroeg Schalk. En waarom niet andere zaken als de menselijke waardigheid, soevereiniteit van het Nederlandse volk hier ook niet opnemen. Hij waarschuwde voor een soort eersterangs bepaling die aan de overige tweederangs bepalingen voorafgaat
Senator Van den Berg die zijn maidenspeech hield, gaf aan dat we alert moeten zijn op onze grondrechten; ze zijn gebaseerde onvervreemdbare rechten. Van den Berg stelde dat ze ook in westerse democratieën waar we ons zo graag mee vergelijken kwetsbaar zijn, zoals in de Verenigde Staten blijkt met abortusrecht. Een stevige cultuur van rechtsstatelijkheid is van groot belang. Hij wees er ook op dat veel andere landen een groot verhaal of een concept hebben om op terug te vallen, maar dat ontbreekt in Nederland. In Nederland wordt de grondwet veel minder vaak aangehaald als normatief kompas. Nederland streeft naar consensus, machtsspreiding, pragmatisme, pacificatie, lenig omgaan met kaders om het compromis met elkaar te vinden, en dat verschaft ons het nodige maar niet de trots van de grote verhalen van andere landen, aldus senator Van den Berg. Hij wil dat het kabinet meer inzet op constitutionele geletterdheid in Nederland, te weinig Nederlanders weten wat de grondwetsbepalingen inhouden.
Van den Berg steunt het voorstel omdat het expliciteert dat Nederland een democratische rechtsstaat is en contouren geeft waarbinnen onze grondwet door iedereen moet worden gelezen. De kernbeginselen worden meteen stevig gepositioneerd; ze geven de Grondwet meer normatieve kracht dan voorheen, aldus Van den Berg, die zich wel afvroeg hoe deze bepaling zich verhoudt tot mogelijke toekomstige constitutionele toetsing.
Senator Koole (PvdA) vroeg zich af waarom de algemene bepaling zo beperkt geformuleerd is. Ze wijkt af van wat de Staatscommissie-Thomassen had voorgesteld. Hij vroeg ook naar de nevenschikking van de grondrechten en deze algemene bepaling. Is er een democratische rechtsstaat zonder grondrechten, zo vroeg Koole zich af. Hij wilde ook van de minister weten of volkssoevereiniteit ten grondslag ligt aan het Nederlandse bestel.
Senator Talsma (ChristenUnie) sprak van een erg sobere formulering, waarvan de vraag is wat de toegevoegde waarde is.; de Staatscommissie was veel uitgebreider. Hij wilde weten wat dit echt toevoegt aan de Grondwet en waarom de menselijke waardigheid er niet in is opgenomen. Zijn fractie heeft toegenomen twijfels bij dit voorstel.
Senator Otten (Fractie-Otten) steunde het voorstel als een eerste aanzet tot staatsrechtelijke modernisering van Nederland, die uiteindelijk moet leiden tot zaken als de direct gekozen burgemeester, instellen van regioparlementen en gekozen gouverneurs, afschaffen van provincies en invoeren van een constitutionele toetsing
Minister Bruins Slot gaf aan dat je de democratische rechtsstaat altijd moet waarborgen. De algemene bepaling is bewust niet te uitgebreid geformuleerd, maar laat onverlet dat er waarborgen zijn in andere wetten, verdragen en regels. De algemene bepaling is bewust geen preambule maar heeft een plek gekregen naast alle andere grondwetsbepalingen; er is gekozen voor normatieve benadering, er is geen rangschikking in de grondrechten, aldus de minister. Dat er geen andere aspecten als recht op (familie)leven en verbod op marteling zijn opgenomen, is een bewuste keuze geweest, zo betoogde de minister, wat onverlet laat dat de bescherming van deze en andere rechten elders in de Grondwet voldoende invulling heeft gekregen.
Herijking grondwets herzieningsprocedure
Het voorstel dat een nieuwe Tweede Kamer een tweede lezing van een wetsvoorstel meteen moet overwegen, omdat het anders vervalt, leidde tot opmerkingen van enkele senatoren. Zo sprak senator Ganzevoort (GroenLinks) van “een zuivere benadering”.
Senator Baay-Timmerman (50PLUS) noemde “strategische sabotage” om bij een tweede lezing van een grondwetsvoorstel op een nieuwe Tweede Kamer te wachten - teneinde meer uitzicht op een meerderheid te krijgen - “volstrekt verwerpelijk”. Dit wetsvoorstel is een stok achter de deur om dit te voorkomen, zo stelde zij.
Senator Schalk (SGP) noemde deze grondwetsherziening een zinnig voorstel. Hij sprak van een versterking van het democratisch proces, tegen willekeur en opportunisme.
Senator Van den Berg (VVD) gaf aan dat zijn fractie dit voorstel steunt, maar vroeg zich af wat te doen met een snelle val van een kabinet en voortijdige Tweede Kamerverkiezingen. Is dat niet een probleem? Hij noemde dit een onbevredigend eindpunt van deze discussie voor de situatie dat de Tweede Kamer er te kort zit om een grondwetsherziening in tweede lezing in redelijkheid behandeld te krijgen.
Senator Talsma (ChristenUnie) vond het voorstel een waardevolle verduidelijking en inhoudelijke versterking.
Minister Bruins Slot gaf in haar reactie aan dat een zittingsperiode van de Tweede Kamer, ook met een snelle val van een kabinet, gemiddeld ten minste acht maanden duurt. Als die goed wordt benut kan een tweede lezing van een grondwetsherziening goed worden afgerond. In 1981 binnen kon de Tweede Kamer binnen vijf maanden een algemene grondwetsherziening met 34 afzonderlijke voorstellen afhandelen, aldus Bruins Slot, die ook aangaf dat tegenwoordig een tweede lezing meteen bij de start van een nieuwe Tweede Kamer wordt ingediend. Zij voelt niets voor een hardheidsclausule. Dat kan de politieke discussie alleen maar weer verder vooruitschuiven, aldus de minister.
Moderniseren briefgeheim
Het wetsvoorstel om het grondwetsartikel dat het briefgeheim beschermt te moderniseren door ook te spreken van telecommunicatie, kon rekenen op instemming van de meeste sprekers. “Mooi dat de Grondwet bij de tijd wordt gebracht”, aldus senator Ganzevoort (GroenLinks).
Senator Dittrich (D66) noemde het goed dat de bewoordingen techniekneutraal worden gemaakt, maar toch lastig om na te gaan hoe dit in de praktijk werkt.
Senator Baay (50PLUS) stelde dat dit grondwetsartikel zonder twijfel aan modernisering toe was. Het wordt steeds actueler door technische vernieuwing, zo stelde hij.
Senator Kox (SP) noemde de formulering beperkter dan de Staatscommunicatie-Thomassen en wellicht wat te beperkt. Hij vroeg zich af of deze wijziging voldoende is tegen grootschalig afluisteren van telefoons, hacken van servers en computers door de overheid.
Senator Van Hattem (PVV) vroeg zich af hoe het voorstel zich verhoudt tot de problemen bij grootschalige data-interceptie. Wat betekent dat voor het scannen op metadata, aldus Van Hattem?
Senator Van den Berg (VVD) verklaarde zich ook voorstander van een techniekonafhankelijke formulering van de Grondwet en met inperkingen als de nationale veiligheid in het geding is.
Senator Koole (PvdA) steunde het voorstel maar vroeg zich af wat deze voorgestelde nieuwe bepaling betekent voor de zogenoemde Big Tech, de grote technologiebedrijven.
Minister Bruins Slot noemde het begrip ‘telecommunicatie’ niet te beknopt en zei erop te vertrouwen dat de nieuwe bepaling voldoende ruim is om ook nieuwe ontwikkelingen in communicatiemiddelen te omvatten.
Vervallen overbodige passages Grondwet
Geen enkele fractie in de Eerste Kamer maakte bezwaar tegen het voorstel om enkele overbodig geworden passages in de Grondwet te schrappen. “Geen onnodige ballast, daar zijn we voor”, zo vatte senator Van den Berg (VVD) het standpunt van de sprekers ten aanzien van deze grondwetswijziging kernachtig samen.
Deel dit item: