Debat inwerkingtreding Omgevingswet



De Eerste Kamer debatteerde dinsdag 28 juni met minister De Jonge voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening over de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Aanleiding voor het debat was een eerder mondeling overleg dat de Kamercommissies voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) en voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (EZK/LNV) voerden met de minister. Daarin kwamen zorgen van de Kamer aan de orde over onder andere het functioneren van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO), de externe uitvoeringsorganisaties, en de voorbereiding van betrokkenen zoals provincies en gemeenten.

Centrale vraag is of de inwerkingtreding van de wet per 1 januari 2023 verantwoord is of niet. Minister De Jonge wil de wet op 1 januari 2023 in werking laten treden en had de Eerste Kamer daarom gevraagd voor 1 juli a.s. een besluit te nemen over het door hem voorgehangen koninklijk besluit.

In de Kamer leeft echter de wens dat de ICT-problemen bij het digitale loket voor omgevingsvergunningen eerst moeten zijn opgelost voordat de wet op 1 januari aanstaande kan ingaan. In oktober worden onder meer de uitkomsten verwacht van een onderzoek van het Adviescollege ICT-toetsing. Dat is het moment waarop een meerderheid van de Kamer definitief wil besluiten over de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Van stemming over het ontwerp-koninklijk besluit betreffende de inwerkingtreding van de Omgevingswet is dus vooralsnog geen sprake.

In de eerste termijn van de kant van de Kamer zijn drie moties ingediend. De Kamer stemt daar op dinsdag 5 juli over.

Moties

In totaal zijn drie moties ingediend.

  • De motie-Otten c.s. spreekt uit dat het uitgangspunt is dat de Omgevingswet niet op 1 januari 2023. Deze motie is door minister De Jonge ontraden.
  • De motie-Rietkerk c.s. verzoekt de regering om in oktober de voortgangsinformatie vanuit het interbestuurlijke programma over performance, stabiliteit, integrale ketentesten en tijdelijke alternatieve maatregelen aan te leveren met als doel de Eerste Kamer kennis te laten nemen van de uitslagen van de testen en de verbeteringen van de keten die daarmee zijn georganiseerd met het oog op inwerkingtreding per 1 januari 2023. Minister De Jonge liet bij deze motie het oordeel aan de Kamer.
  • De motie-Janssen c.s. verzoekt de regering de ongelakte versie van de beslisnota terstond aan de Eerste Kamer te zenden zodat deze informatie betrokken kan worden bij de tweede termijn van het debat. Deze motie is door minister De Jonge ontraden.

Impressie van het debat op 28 juni

Weggelakte passage

Senator Janssen (SP) begon het debat met een punt van orde: waarom waren er passages in de beslisnota, die de minister naar de Kamer had gestuurd, weggelakt? De Kamer had er op basis van artikel 68 van de Grondwet, die gaat over de inlichtingenplicht van de regering aan het parlement, het recht op om de betreffende passages te zien. Minister De Jonge weigerde, omdat de zinnen over het politieke proces zouden gaan. Volgens hem moeten ook Kamerleden in contact met de minister kunnen rekenen op vertrouwelijkheid. Die vertrouwelijkheid is in het belang van de Kamer.

Geen duidelijkheid

Volgens senator Kluit (GroenLinks) vormde het debat het bewijs dat de Kamer niks heeft geleerd van de evaluaties van de toeslagenaffaire en van het stikstof beleid. Kluit wees erop dat zowel gemeenten als projectontwikkelaars signaleren dat de huidige situatie onwerkbaar is. Belangrijke adviezen van het Adviescollege ICT zijn volgens haar niet opgevolgd en ook de Raad van State vindt inwerkingtreding per 1 januari zeer risicovol. Kluit vraagt zich dan ook af of het nog denkbaar is dat kabinet in oktober tot conclusie komt dat 1 januari niet mogelijk is?

Recht op het onheil af

Volgens senator Otten (Fractie-Otten) gaan we met volle kracht recht op het onheil af. Otten meent dat de Omgevingswet een onzalig prestige project is en dat het weglakken van teksten uit de beslisnota zeer onwenselijk is. De wet leidt volgens Otten tot maximale onduidelijkheid voor burgers en tot grote rechtsonzekerheid ook voor bedrijven.

Januari 2023 uitgangspunt

Senator Rietkerk (CDA) leverde zijn bijdrage aan het debat mede namens de fracties van VVD, Fractie-Nanninga, ChristenUnie, SGP, Forum voor Democratie, Fractie-Frentrop, PVV en OSF. Volgens Rietkerk kan de Omgevingswet ruimtelijke procedures sterk verkorten. Ook leidt de wet tot betere samenwerking tussen overheden en is het overgrote deel van de door het adviescollege ICT geadviseerde verbeteracties in gang gezet. Ook verwees hij naar de steun van de koepels van gemeenten, provincies en waterschappen voor de ingangsdatum van 1 januari 2023 én naar de mogelijkheid om bij inwerkingtreding van de wet gebruik te kunnen blijven maken van de bestaande systemen. Volgens Rietkerk moet de datum van 1 januari het uitgangspunt blijven voor de inwerkingtreding van de wet, zodat overheden de voorbereidingen daarop kunnen inrichten en de uitvoering geen vertraging oploopt. Omgevingsdiensten, waterschappen en gemeenten willen volgens hem duidelijkheid. Rietkerk wees daarbij op het belang van een advies dat het adviescollege ICT (AcICT) in oktober 2022 uitbrengt met het oog op inwerkingtreding per 1 januari 2023. Ook vroeg hij de minister om in oktober om een overzicht van de voortgangsinformatie over performance, stabiliteit, integrale ketentesten en tijdelijke alternatieve maatregelen aan te leveren.

Waarschuwing Raad van State

Senator Janssen (SP) haalde de waarschuwing van de Raad van State aan dat de woningbouw, energietransitie en de stikstof opgave allemaal gevaar lopen bij spoedige inwerkingtreding van de wet. Volgens Janssen wordt de inspraak van burgers bij procedures uitgekleed. Ook hekelde hij nogmaals het weglakken van passages in beslisnota’s. Volgens Janssen moeten ze met de Kamer worden gedeeld zodat besluitvorming navolgbaar wordt.

Pas in oktober duidelijkheid

Senator Fiers (PVDA) roemde de eensgezindheid van de Kamer om voorafgaand aan definitieve besluitvorming het oordeel van deskundigen over de ICT te willen hebben. De motie van Rietkerk cs. leidde volgens haar echter niet tot duidelijkheid. Volgens Fiers kan die pas in oktober komen. Heel veel voor- en tegenstanders van de wet stellen volgens haar dat deze motie zorgt voor extra onduidelijkheid over invoeringsdatum. Fiers benadrukte verder dat ze niet alleen met de koepels wilde praten over de invoering, maar echt met de mensen die er in de praktijk mee werken.

‘Stel het een jaar uit’

Senator Nicolai (PvdD) hekelde het weglakken van passages uit de beslisnota en vroeg of zijn collega’s in de Kamer niet gewoon konden aangeven dat ze geen probleem hadden met het opheffen van de vertrouwelijkheid. Nicolai vroeg de minister om bij de rapportage over de voorbereidingen op de inwerkingtreding op 1 januari nadrukkelijk de mensen die in de praktijk met de wet moeten werken te betrekken en naar hun ervaringen te vragen. Nicolai verwees hierbij ook naar de koepel van projectontwikkelaars, Neprom, die volgens hem ook vragen om uitstel van een jaar. Verder vraagt hij zich af waaruit blijkt dat ambtenaren met zogenaamde tijdelijke alternatieve maatregelen kunnen werken en waarom de minister anders kijkt naar het oordeel van de Raad van State dat invoering per 1 januari riskant is.

‘Motie verwarrend en overbodig’

De minister is helder over de informatie die hij in oktober zal aanleveren. Een toets op de ICT en een overzicht van alle relevante voortgangsinformatie. Dit stelde senator Moonen (D66) die zei de minister te steunen en de datum van 1 januari te willen laten staan. De motie van Rietkerk c.s. kon echter niet op haar steun rekenen. Volgens haar is de motie verwarrend en overbodig gezien de brief van de minister. Alle ballen moeten volgens Moonen nu op de uitvoering.

Beantwoording minister De Jonge voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening

Minister De Jonge zei dat de wet wel degelijk ‘broke’ is. Nederland heeft volgens de minister nu een ingewikkeld en onduidelijk systeem, en procedures duren te lang. De minister verwees naar de hele ruime meerderheden van beide Kamers die de Omgevingswet én de Invoeringswet steunen. Hij had er begrip voor dat de Kamer na de kwaliteit van wetgeving getoetst te hebben nu bovenop de uitvoering zit. Volgens De Jonge betekent zorgvuldigheid echter ook dat je gemeenten duidelijkheid biedt zodat ze weten waar ze aan toe zijn. Zonder duidelijke datum verlies je volgens De Jonge power en energie. De minister beaamde dat gebiedsontwikkeling goed moet lopen en dat de vergunningverlening voor burgers en bedrijven goed moet verlopen. Hij beloofde in oktober met alle gevraagde adviezen (zoals over de ICT) en met de uitkomsten van zogenoemde ‘integrale ketentesten’ bij de Kamer terug te komen. De Jonge beaamde dat als het in oktober niet goed werkt, hij als eerste is om te zeggen dat 1 januari niet kan.

Op het punt van inspraak en beroep bij omgevingsprocedures, gaf de minister aan dat de rechten scheef verdeeld zijn. Volgens hem zien mensen die iets níet willen hun rechten veel beter beschermd dan de mensen die een woning willen die maar niet gebouwd wordt vanwege alle bezwaren. Dat raakt aan de verantwoordelijkheid jegens mensen die op steun zijn aangewezen om een dak boven hun hoofd te verkrijgen.

De minister bleef bij zijn weigering de weggelakte passages uit de beslisnota openbaar te maken. Ook als de in die passages genoemde Kamerleden daar geen bezwaar tegen zouden maken. Daarmee zou hij ‘een precedent scheppen.’ Het openbaren van de mening van gesondeerde Kamerleden ‘is niet aan mij’, zo stelde de minister. Wel, beloofde de minister uiterlijk maandag 4 juli in overleg met zijn collega’s in het kabinet een brief naar de Kamer te sturen over de omgang met weggelakte passages. De Jonge is bang dat als het gewoon wordt om bepaalde passages niet weg te lakken, ze op den duur ook niet meer opgeschreven worden. Vraag is of de Kamer dan beter geïnformeerd is.



Deel dit item: